Laatst bijgewerkt: februari 2014 www.oudzelhem.nl

 
Uit: Mensch en land in de middeleeuwen, door B.H. Slicher van Bath.

Smedekinc, erf 1341 (Die Urbare der Abtei Werden, 1906/1917. Heberegister Werden III 833). Zelhem.

Toelichting:
Missionaris Liudger is vanaf eind achtste eeuw als zendeling in de Achterhoek werkzaam is geweest. Abdij Werden is, kort voor zijn dood, in 805 gesticht door Liudger, toen deze bisschop van Münster was. Blijkbaar is de relatie tussen de abdij Werden en Zelhem dan ook geen toeval. Een feit is dat deze abdij in die tijd naast het goed Smedekinc nog zes andere erven onder Zelhem in leen had, deze worden niet bij name genoemd in het register van 1133-1166. Zelfs is er nog een ouder register uit omstreeks 1050 waarin gesproken wordt over bezittingen in Zelhem.
In het Heberegister/heffingsregister staan de bijzonderheden van het erve opgetekend. De grote van de hoeve, de bouw- en weilanden maar ook de verplichtingen in de vorm van cijnzen (belastingen) en thins, zoals de honinggelden. Smedekinc moet ieder jaar 6 potten honing in natura betalen. Twee keer per jaar, tijdens het vasten en in oktober kwam de aartsdeken van Munster en later de aartsdeken van Vreden langs op hun rondreis door de (oer) kerspelen (parochies) Groenlo, Aalten, Varsseveld, Zelhem en Hengelo en werden de aartsdeken de potten honing overhandigd.
Volgens B.J. Hekket in zijn boek Oost Nederlandse Familienamen zijn Smedekinck, Smekinck en Smeitink afgeleid van het Germaanse "smitha", wat smid betekent. Archeologen van Synthegra beschrijven in hun onderzoeksrapport van hun opgravingen op de Vinkenkamp: Er werden resten van ijzerbewerking vastgesteld. Op de Vinkenkamp, het kerngebied van het oude Smedekinck, zo'n honderd meter zuidelijk van de huidige boerderij werd een oude nederzetting aangetroffen bestaande uit een erf met daaromheen een aantal schuren, spiekers en putten. In de directie nabijheid ook drie houtskoolmijlers en ten oosten daarvan storthopen van ijzerslakken. De oven is niet gevonden.
Het type huis huis, een oost-west gelegen eenschepig woonstalhuis met een lengte van 25 meter en een breedte tussen zeven en elf meter, en de gevonden aardewerkscherven wijzen op een bewoning ergens tussen 800 en 1000. Sporen wijzen erop dat de bebouwing door brand aam zijn einde is gekomen. De brand moet hebben plaatsgevonden rond het jaar 1000, waarna het erf waarschijnlijk op een andere plaats is herbouwd, conform de gewoonte in de latere middeleeuwen. Of dat op de huidige locatie van Smedekinck is geweest blijft giswerk, evenals of er een relatie is met Smedekinck.

 
Register op de leenaktenboeken van het Vorstendom Gelre en Graafschap Zutphen, Het Kwartier van Zutphen

Smedekinck, in den kerspel van Selm, ontfinck Derich van Linteloe, anno 1424.

Toelichting:
In 1424 wordt het in leen uitgegeven aan Derich van Linteloe door de hertog van Gelre. Blijkbaar heeft er tussen 1341 en 1424 een overdracht plaatsgevonden van de abdij Werden naar Gelre. De relatie met de familie Van Linteloe heeft lang bestaan, want in 1601 ontvangt Fredrica Margriet van Lintlo het erf in leen en in 1648 haar zoon Goossen van Coevorden. 

Ludgard van Winckelhusen, heer to Mierlo, crigt 9 maenden uutstel om to suecken bescheyt van vrijgevinge des goets Smedekinck ofte anders 'tselve te leen t' erkennen, 9 Marti 1599.

Idem crigt noch 4 maenden uutstel, 7 Nov. 1600.

Fredrica Margriet van Lintlo ontfengt een goet geheiten Smedekinck met sijn tobeboren, in der graefschap Zutphen, in den kerspel van Selm gelegen, 4 Febr. 1601.

Eadem vernijt, 17 Jan. 1609.

Hendric van Coevorden door sijner moeder Fredrica Margreta van Lintelo beleent, 14 Nov. 1645.

Goossen van Coevorden, erve sijner moeder Fredrica Margreta van Lintelo, beleent, 25 Febr. 1648.

 
Verpondingsregister 1646-1650 in 't Rigterambt Zelhem, afschrift door Gerhardt Kreynck in 1676:

72-14
Smekinck. Jonker Rouwenoort. 
Huys ende hof 2 spint. boulant 8 mlr. 3e gerve
knoot willigen.
3 beestweydens, heijde ende vaernicklant. (1) 
Beswaer, 5 sch Rogge an vrouw Heijendaels 1 sch. woltrogge end 1 hoen an de lantschap.
An Jonker Schaep tot thins 1 pont wass en op twee na het beste van de jonge lammeren oft 2 gl.
7 kannen hoonigh kaelsche maet (2) of 3 gl an Winckelman alle vytganck betaelt de bouman

(1) Betekenis van woord “vaernicklant” is vooralsnog onbekend
(2) Mogelijk wordt hier Koelsche = Keulse maat bedoeld

 
Veldnamen:
Vaerninck lant
de Vinkenkamp
den Hof
't Blek
de Kalverweide
de Klaapsinkweg
de Laegentimp
 
Opmerking:
1625: In het Register van Goederen van Schaar en Syon en de pastorieën van Zelhem, opgemaakt door de rentmeester Johan van Haeghen, ± 1625 staat onder nr. 8: Een stucken anden Smeijkinck ad 1½ schepel geseis liggende SW aen Kerkwijck stucke; NW anden enden neffens Schenninx crommen acker, NO aen Gerrijt Bouwvinck; SO aen Smekinck koekamken.

Verband van de goederen Gilink, Oosterink, en Smekink voor een somma
van 4000 gulden, door d´erfgenamen Bloemendaal aan dominee Anthonius
Hoppenbrouwer 18 nov. 1686
reg. 31 mei 1697. Geroijeert 19 nov. 1700.

Verband van ’t erve Smekink voor somma van 2000 gulden, zijnde ’t restoir
van een capitaal ad. 4000 gulden, gevestigd op 18 nov. 1686 in de goederen
Gilink, Oosterink, en Smekink, waar van de twee eerste werden ontslagen
en vrij gesteld, blijvende ‘t voornoemde erve Smekink alleen voor ’t
geseijde restoir verbonden, door d´erfgenamen Bloemendaal aan dominee
Anthonius Hoppenbrouwer 23 nov. 1691
Geroijeert [19] nov. 1700

Arrest aent erve Smekink voor 44 gulden door dr. Plegher gedaen contra
Engelb. Bloemendael en desselfs huijsvrouw 8 apr. 1709

Opdragt van een stuk bouwland c.c. een mudde gezaaij, op de zogenaamde
Schennink Kamp bij het erve Smeekink ten oosten naast een stuk land van
Roelof Bennink en ten westen naast dat van Roelof Harmen Jan Bennink,
door Johannes Vermeulen en Kunne Boenink ehelieden, aan Wolter Boenink 13 jul. 1804