De buren
Als er iemand overleden was, dan stond de naaste buurman al heel snel op de
stoep om zijn medeleven te betuigen en te vragen hoe alles geregeld diende
te worden. Hij nam ook het lijstje met namen mee van de mensen die
bericht moesten ontvangen. Samen met de buurt ging hij rond om de mensen
aan te zeggen. Tegenwoordig doet de naaste buurman dat nog alleen in de
buurt. Anderen krijgen een kaartje.
De buurt helpt met het schrijven van de kaarten. De meeste zaken zijn
overgenomen door de begrafenisondernemer zoals: afleggen, aangifte doen
bij het gemeentehuis, enz. Wel verzorgt de buurt nog steeds de koffie en
de broodjes bij de begrafenis, en de naaste buurman staat nog steeds in de
hal om de gasten te ontvangen.
Liekspier
Lijkbalk (laatste gebint, voor de paardestal) boven de deel, naast het haakgat waaronder bij een begrafenis de kist voor de laatste maal werd geopend.
De lijkweg en traditie van het
klokluiden
Bij een een begrafenis verzorgen twee klokken van de Lambertikerk
de droeve stoet met hun tonen. Zes mannen luidden de grote klok, terwijl
er twee "de sik moesten melken" (de kleine klok luiden).
Uit iedere wijk of buurtschap volgde de stoet een vaste
weg, de doden - of lijkweg. En bij een vast punt moest het luiden
beginnen. Om te weten, wanneer mem moest beginnen, keek men van boven uit
de toren.
Vanuit de Heidenhoek kwam de stoet via de Barinkweg: was die bij "Lemke's
beumke" (ongeveer bij de overweg) dan moest het luiden beginnen.
![](barinkweg.jpg)
De Barinkweg
Kwam de stoet langs de Brunsveldweg dan was de driehoek (splitsing
Brinkweg-Nijmansedijk) het punt dat vanuit de toren in het oog gehouden
werd.
Uit de richting Halle volgde men de Peppelendijk (Halseweg) en het luiden
begon als de stoet tussen het Pelikaansbos en de boerderij van Hillen was.
De Papenburg aan de Vrogtenweg was het vaste punt in de route vanuit
Oosterwijk.
Vanaf de Wittebrink volgde men de Hummeloseweg en tussen de Spijkhorst en
de oude Looschool hoorde men de klokken.
Tenslotte was de Buursinkmolen, voor de stoet die uit de Wassinkbrink, kwam
het punt van waar er geluid werd.
Oorspronkelijk ging het luiden tijdens de begrafenis door
en hield het pas op als de stoet op de terugweg het punt bereikt had, waar
het het luiden ook was begonnen. Het spreekt vanzelf dat men strak de hand
hield aan de voorschriften die door de traditie waren vastgelegd ('t hef
altied zo ewes).
Daaruit is ook de verontwaardiging te verklaren van de
oude smid Nusselder, toen degenen die de klok moesten luiden per abuis in
de verkeerde richting naar de stoet uitkeken, waardoor deze de Markt
naderde zonder dat zij het merkten. Nusselder holde zijn werkplaats uit en
sprong zo in de touwen, waardoor het luiden begon. Verschrikt kwamen de
mannen beneden, waar ze werden ontvangen met een: "En als er nou niet
geluid wordt dan hoeft het helemaal niet meer".
Was de overledene een grote boer of een kerkenraadslid, dan
duurde de plechtigheid op het kerkhof langer vanwege de toespraken. Ook de
plaats waar de overledene kwam te liggen werd bepaald door zijn stand. Een
daghuurder kwam helemaal achteraan op het kerkhof. Dat ontlokte de dragers
dan wel de verzuchting: wi'j möt lange dragen.
De Lijkkoets
De lijkkoets is mei/juni 1927 gekocht bij Huiskamp Carrosseriebouw in
Winterswijk en in september 1927 geleverd aan de diaconie van Zelhem. De
lijkwagen voor Zelhem was de eerste lijkkoets die ze bouwden. De wielen
hadden eerst ijzeren hoepels, later werden dikke massief rubberen banden
gebruikt.
De lijkkoets heeft tot 1960 dienst gedaan en is toen voor 20 gulden
verkocht aan G. Kraaij in Velp. De eerste lijkauto, een verbouwde Panhard,
is medio 1958 in gebruik genomen door het begrafenisfonds van Zelhem.
|